Workshop 3: Analyseplan – afstroom onderbouw VO
Op donderdag 21 mei vond de derde bijeenkomst plaats over analyses naar afstroom in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Tijdens de vorige bijeenkomst stond een verkenning naar diverse berekeningswijzen en bijbehorende uitkomsten centraal. Zowel docenten als onderzoekers van de onderwijsinspectie verzorgden een aantal presentaties. De interpretatie en de vergelijkbaarheid van de mogelijke berekeningswijzen was onderwerp van discussie. De conclusie was dat het niet altijd gemakkelijk is om in overeenstemming te komen in operationalisaties (hoe meet je datgene wat je wilt weten?). Daarnaast konden sommige vragen niet beantwoord worden puur omdat we (in het bijzonder de VO-docenten) de juiste gegevens niet in huis hebben.
Met de opgedane kennis van voorgaande bijeenkomsten werd de derde bijeenkomst ingestoken met als doel tot een gezamenlijk analyseplan te komen. Dit om de afstroom op de middelbare scholen nader te analyseren.
Aan de slag!
Hoe kunnen we de afstroom op de middelbare scholen verminderen? Kunnen we komen tot verklaringen waarom op bepaalde scholen zoveel leerlingen afstromen? Om tot antwoorden te kunnen komen gaan we de komende workshops stap voor stap een analyseplan uitwerken en uitvoeren. Tijdens de bijeenkomst werd hier een start meegemaakt.
Opstellen en overeenstemming onderzoeks-/analyseplan
Gezamenlijk werden de belangrijke onderdelen van een analyseplan besproken, namelijk de probleemformulering en de onderzoeksopzet.
De doelstelling van dit alles is het verkrijgen van inzicht in het vraagstuk afstroom. Daarnaast heeft het als doel om tot verklaringen te komen waarom leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs op een lager niveau onderwijs volgen dan in het eerste jaar. Afstroom kan namelijk nadelig uitpakken voor het zelfbeeld en de motivatie van de leerling. Daarnaast is het slecht voor het onderbouwrendement van de school.
De probleemstelling van het onderzoek luidt als volgt: Wat zijn verklaringen voor afstroom? En in hoeverre kan de mate van afstroom op de middelbare scholen teruggebracht worden?
Door het uitvoeren van secundaire analyses (onderzoek met gegevens die al eens verzameld zijn) hopen we een antwoord te krijgen op bovenstaande vragen. Daarnaast is besproken hoe we het daadwerkelijk analyseren gaan aanpakken.
- We starten met het vaststellen van de kwaliteit van de data: correctheid gegevens, ontbrekende gegevens, betrouwbaarheid en validiteit van de meetinstrumenten.
- Vervolgens het uitvoeren van beschrijvende analyses van de gegevens om meer informatie over de variabelen in de dataset te verkrijgen. Hoe zijn de scores verdeeld? Wat is het gemiddelde? Wat is de hoogste en laagste score? Hoe vaak is een bepaald antwoord gegeven? Etc.
- Daaropvolgend volgen enkele correlationele procedures om samenhangen te onderzoeken.
- Tot slot gaan we over tot toetsende methoden om de ‘theoretische’ verbanden en effecten te onderzoeken.
De dataset die gebruikt wordt is data die in het kader van de Onderwijsmonitor Limburg verzameld is. Deze dataset bevat achtergrondkenmerken van leerlingen, toetsgegevens en tal niet-cognitieve aspecten zoals bijvoorbeeld schoolmotivatie en schooltevredenheid.
Wat verwachten we? – Het formuleren van hypotheses
Uit input van eerdere bijeenkomsten en uit de literatuur kunnen een aantal hypotheses geformuleerd worden met betrekking tot de mate van afstroom. Hieronder volgen een aantal aspecten die in relatie kunnen staan met de mate van afstroom en die tijdens de bijeenkomst besproken werden:
- Toevoer van basisscholen
- (Strategisch gedrag van basisscholen? / druk ouders? / concurrentie?)
- Het welbevinden van leerlingen
- Motivatie van leerlingen voor school
- Jongens/meisjes kwestie
- Sociale hulpbronnen / persoonlijke omstandigheden van leerlingen
Kort is ingegaan op het uitwerken van de hypotheses. Hieronder volgen twee voorbeelden:
Hypothese 1 – Toevoer van basisscholen
Uit praktijkervaring bestaat de verwachting dat bepaalde basisscholen structureel te hoge adviezen geven waardoor de middelbare school een hoge mate van afstroom ondervindt.
Door deze verwachting te toetsen zal men moeten starten met de mate van afstroom op individueel niveau te bepalen. Vervolgens gaat men de herkomst van de basisschool na. Bepaal of het gegeven schooladvies erg afwijkt van testscores en of je structurele verschillen ziet tussen de basisscholen die leerlingen ‘leveren’ aan de middelbare school.
Mogelijke acties
Mocht blijken dat bepaalde basisscholen structureel afwijken, ga dan gesprekken aan met de basisscholen waar de balans van ‘boven advies komen’ en ‘onder advies zakken’ erg scheef is. Laat mentoren van de ‘onder advies zakkers’ in leerjaar 1 en 2 een aantal vragen voorleggen per leerling over capaciteiten, studievaardigheden, het meedoen in de les en huiswerkattitude. Dit om op het spoor te komen van oorzaken van afstromen (om vervolgens hier als school beleid op te kunnen maken).
Hypothese 2 – Het welbevinden van leerlingen
Uit onderzoek blijkt steeds opnieuw dat een positief welbevinden minstens zo belangrijk is voor goede prestaties dan kennis alleen. Je kunt hierbij de vraag stellen of leerlingen die afgestroomd zijn naar een lager niveau onderwijs een laag welbevinden hebben?
Om dit te bepalen ga ook hier de mate van afstroom op individueel niveau na. Ga vervolgens na voor leerlingen die zijn afgestroomd of zij structureel een lager welbevinden hebben dan leerlingen die dat niet zijn. Twee peilmomenten is hierbij het meest gewenst: 1. Het welbevinden gemeten in groep 8 van de basisschool en 2. Het welbevinden gemeten in het voortgezet onderwijs.
Mogelijke acties
Zet mentorgesprekken in gang met leerlingen met een uitgesproken laag welbevinden. Uit de literatuur blijkt dat condities die leerkrachten creëren (leerkrachtsstijl, klassfeer) belangrijke aspecten zijn die het welbevinden kunnen beïnvloeden. Probeer dit tijdens de gesprekken te achterhalen. De leeromgeving kan namelijk pas interesse opwekken als een leerling zich goed voelt. Andere mogelijke acties zijn het aangaan van gesprekken met ouders of trainingen inzetten.
Wat sluit naar verwachting het beste aan bij de situatie van de school?
De docenten zijn gevraagd een start te maken met het aanpakken van de onderzoeksvraag. Zij zullen aan de slag gaan met de nieuwe levering aan data (Onderwijsmonitor Limburg 2013/2014) en voor de volgende bijeenkomst, die eind september plaats zal vinden, 1 of 2 hypotheses hebben uitgewerkt die naar hun verwachting het meeste aansluit(en) bij de situatie van de school.
Tijdens de volgende bijeenkomst willen we wat eerste resultaten bespreken en gezamenlijk overleggen over mogelijke actiepunten en/of oplossingen.