Workshop 2: Analyses naar afstroom in de onderbouw van het voortgezet onderwijs
Workshop 2 ‘Analyses naar afstroom in de onderbouw van het voortgezet onderwijs’
Op donderdag 22 januari vond er een vervolgworkshop plaats over analyses naar afstroom in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Tijdens de eerste workshop stond voor de deelnemende scholen de volgende vraagstelling centraal:
‘In hoeverre is er sprake van afstroom op jouw school’
De daaropvolgende vragen als ‘Wanneer is er sprake van afstroom?’ en ‘Hoe wordt afstroom gedefinieerd op de verschillende scholen?’ leidde tot een rijke discussie. Afstroom kan namelijk breed opgevat worden en tijdens de workshop kwam ook naar voren dat er verschillend over gedacht wordt. Het hanteren van verschillende definities/operationalisaties heeft vanzelfsprekend als gevolg dat er verschillende uitkomsten te verwachten zijn. Dit kan er toe leiden dat een vertekend beeld geschetst wordt van de mate van afstroom op een bepaalde school, of voor een gemeente of regio.
Verkenning diverse berekeningswijzen & uitkomsten
Tijdens de tweede workshop stond een verkenning naar diverse berekeningswijzen en bijbehorende uitkomsten centraal. Zowel docenten als onderzoekers van de onderwijsinspectie verzorgden een aantal presentaties. De interpretatie en de vergelijkbaarheid van de mogelijke berekeningswijzen was onderwerp van discussie. Tevens werden de negatieve en positieve kanten besproken van de verschillende gehanteerde methodes.
De presentaties worden hieronder kort beschreven.
1. Onderbouwrendement VO onderwijsinspectie – huidig & nieuw
Velen kennen het fenomeen ‘afstroom’ als een onderdeel van de opbrengstenkaart van de onderwijsinspectie. Om helderheid te krijgen in de wijze waarop de inspectie ‘afstroom’ meet werd door een onderzoeker van de inspectie het onderbouwrendement uitgelegd. Aangezien de inspectie vanaf 2016 met nieuwe berekeningswijzen gaat werken werden de verschillen tussen het huidige en het nieuwe opbrengstenkaart toegelicht.
Volgens de huidige opbrengstenkaart maakt de mate van afstroom deel uit van het onderbouwrendement van een school. Van de meeste leerlingen weten we welk onderwijs zij volgen in het derde leerjaar, met welk advies zij zijn begonnen en hoe vaak zij onderweg zijn blijven zitten. Het rendement van de loopbaan van een leerling in het derde leerjaar (die met succes twee volle leerjaren heeft voltooid) kan als volgt worden bepaald:
Door de scores van alle leerlingen van een vestiging per onderwijspositie te middelen krijgen we een gemiddelde rendementsscore. Aangezien de rendementsscores sterk variëren met de samenstelling van de school zijn er zeven vergelijkingsgroepen waarbij per vergelijkingsgroep bekeken wordt hoe het rendement van een vestiging uitvalt. De grenswaardes die hierbij gebruikt worden zijn relatief.
Onderwijsresultaten voortgezet onderwijs vanaf 2016 anders berekend
Vanaf 2016 verandert de berekening van de onderwijsresultaten voor het voortgezet onderwijs. In dit filmpje worden de belangrijkste wijzigingen toegelicht:
Verandering 1: Absolute normen vormen de basis. Voor scholen betekent dit dat de beoordeling van de resultaten niet meer afhangt van de resultaten van andere scholen. Dit leidt tot meer transparantie en biedt de mogelijkheid voor scholen om zelf hun resultaten te berekenen en tijdig bij kunnen sturen indien nodig.
Verandering 2: Oordeel goed. Naast de beoordeling onvoldoende of voldoende is nu ook de optie goed mogelijk. De oordelen worden meer gedifferentieerd.
Verandering 3: Indicator onvertraagde voortgang in het onderbouw wordt los getrokken van de mate van ‘op- en afstroom’.
Verandering 4: Meetellen van beroepsvakken vmbo voor het gemiddeld cijfer van het centraal examen.
Verandering 3 heeft consequenties op de wijze waarop nu afstroom berekent wordt. Het al dan niet blijven zitten van leerlingen wordt niet in de berekening opgenomen maar apart berekend.
2. Af-/opstroom op stelselniveau.
Op stelselniveau wordt er ook gekeken naar de mate waarin leerlingen in het voortgezet onderwijs op een hoger of lager niveau terecht komen dan verwacht op basis van het verkregen schooladvies op de basisschool. Voor bijna alle leerlingen in het voortgezet onderwijs valt na te gaan in hoeverre het basisschooladvies overeenkomt met de plaats in het derde leerjaar van het vo. Tijdens een presentatie werd weergegeven dat de mate van op en afstroom afhangt van het aanbod van schooltypen op een school. Scholen met een breed aanbod hebben te maken met meer op- en afstroom dan een categorische school. Daarnaast werd ook weergegeven dat het cognitieve niveau van een leerling bijdraagt aan de verklaring van op- en of afstroom. Zo stromen leerlingen relatief vaker op wanneer zij een hogere toetsscore hadden dan het verkregen advies. En andersom, leerlingen die ‘over-geadviseerd’ zijn (lagere toetsscore dan advies) stromen vaker af naar een lager niveau in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs. Een veel gehoord argument van afstroom op scholen is dat zij aangeven dat zij door onderlinge concurrentie ‘de mindere leerlingen’ binnen krijgen en daardoor moeite hebben om die leerlingen ‘op niveau’ te houden. Tijdens de presentatie werden verschillende afbeeldingen getoond waarbij de gemiddelde toetsscore van de leerlingen op een niveau voor een school werd weergegeven. Ook in onderstaand figuur is dat gedaan voor alle scholen in Nederland die vmbo-b/k/gt aanbieden. Uit het figuur is af te lezen dat er tussen scholen veel spreiding bestaat in de gemiddelde toetsscore van de leerlingen dat eenzelfde niveau volgt.
In het kader van een verkenning naar diverse berekeningswijzen en uitkomsten kregen een aantal docenten tijdens de bijeenkomst de gelegenheid om de resultaten te presenteren van het onderzoek wat zij hebben gedaan naar de mate van afstroom op de school.
3. Onderzoek afstroom vwo
Twee docenten van het Sintermeerten College presenteerden het onderzoek wat zij hadden uitgevoerd naar de mate van afstroom op het vwo. Ze gaven informatie over de populatie en de geformuleerde onderzoeksvragen. Opvallend was dat zij de ‘afstroom’ van de brugklas niet meenamen in het onderzoek. Zij kozen ervoor om voor leerlingen die doorgestroomd zijn naar vwo 2 na te gaan in hoeverre zij succesvol verblijven op het vwo. Dit over een periode van 5 jaar. Een mooie vraagstelling die ze inbrachten was hoe om te gaan met een populatie waarbij er nog leerlingen zijn die potentieel kunnen afstromen? Zo kunnen de leerlingen van vwo 2/3/4/5 in het huidige schooljaar nog afstromen. Dit kan als gevolg hebben dat in werkelijkheid de aantallen en percentages afstroom nog wat hoger kunnen liggen. De school staat bekend als een school dat kansen biedt, maar de afstroom is wel relatief hoog. De vraag werd gesteld hoe de inspectie hier mee om gaat?
4. Onderzoek afstroom vrije school – studiesucces op vrije school groter dan op andere scholen?
Een docent van de Bernard Lievegoed School presenteerde zijn werk naar het matchingonderzoek tussen een vrijeschool en reguliere vo-scholen in Maastricht. De school kent geen aparte kwaliteitskaart en er was geen informatie beschikbaar over de doorstroom en verblijfsduur van leerlingen. Voor zijn studie is hij afgeweken van de opbrengstmeting zoals bekend bij de inspectie. Waarom? Dit omdat de school geen determinatie kent aan het einde van het tweede leerjaar van het voortgezet onderwijs en de school een 6-jarig havo traject kent. Gezien de structuur van de vrijeschool is er nagegaan in hoeverre het uitstroom-niveau van leerlingen in relatie staat met het verkregen basisschooladvies. En daarnaast is nagegaan hoe groot de kansen zijn om onvertraagd een vmbo-tl havo of vwo diploma te halen. Doorstroom is hier bepaald als: opstroom of afstroom ten opzichte van het PO-advies bij diplomering. Daarnaast is gekeken naar het verblijfsduur waarbij de totale verblijfsduur tot en met het behalen van de diploma bedoeld wordt. De conclusie van het onderzoek was dat onder de leerlingen van de vrije school meer opstroom was dan leerlingen uit reguliere vo-scholen in Maastricht. Daarnaast hebben leerlingen met een vmbo-tl en vwo diploma een kortere verblijfsduur op de vrije school dan op de overige scholen. Voor leerlingen met een havo-diploma is op de vrije school de verblijfsduur wel langer.
Vervolg – analyseplan
De verschillende presentaties en daaruit vloeiende discussie zijn nuttig voor het geplande vervolg waarbij we gezamenlijk een analyseplan gaan maken om de afstroom op de scholen te doen verminderen. We zijn met z’n alle opzoek naar determinanten voor afstroom. De eerste en tweede bijeenkomst hebben geleid tot het delen van verwachtingen en suggesties. Het is nu de uitdaging om na te gaan of we de verwachtingen ook kunnen toetsen.
Naar verwachting vindt in april/mei een nieuwe bijeenkomst plaats waarbij we stapsgewijs het vraagstuk gaan aanpakken. De eerste twee bijeenkomsten hebben ons geleerd dat het niet altijd gemakkelijk is om in overeenstemming te komen in operationalisaties en ook dat soms vragen niet beantwoord kunnen worden, puur omdat we de gegevens niet in huis hebben.
Wil je meer over de workshops te weten komen, of bij een volgende workshop aanwezig zijn, neem dan contact op met Esmee Jonk (onderzoeker aan de Universiteit van Maastricht/ Inspectie van het Onderwijs) e.jonk@owinsp.nl.
Hier vind je de volledige presentatie.