Onderzoeksaanpak en data
Allereerst onderzoeken we de vraag wie er besluit om leraar te worden. We willen hierbij onderzoeken in welke mate de beslissing om leraar te worden samenhangt met factoren zoals intelligentie, didactisch vermogen, risico-aversie, en affiniteit met het beroep. De mate waarin een persoon over deze kenmerken of vaardigheden beschikt is relatief aan de mate waarin andere personen in de samenleving er over beschikken. Op grond van de relatieve positie en de beloning voor het uitoefenen van het beroep besluit een persoon leraar te worden.
We brengen in kaart wat de positie van de leraar is met betrekking tot bepaalde kenmerken in vergelijking met de verdeling van deze kenmerken in de beroepsbevolking. Dus stel dat van iedereen die nu werkt bekend is welke citoscore zij hadden, met welke citoscores wordt iemand dan leraar in Nederland? Daarnaast schetsen we voor zover de data dat toestaat hierbij ook de verschillen tussen Nederland en andere landen zodat duidelijk wordt hoe leraren in Nederland zich verhouden tot leraren in andere landen. Tot slot zouden we de ontwikkeling in de loop van de tijd willen bestuderen om antwoord te kunnen geven op de vraag of de gemiddelde kenmerken van leraren aan het veranderen zijn.
Met de data die momenteel beschikbaar is kan de positie van de leraar met betrekking tot een aantal kenmerken of vaardigheden geanalyseerd worden. Dit betreft met name informatie over citoscores en numerieke en taalkundige vaardigheden. De volgende bronnen zullen hiervoor worden aangesproken:
- Met behulp van ROA schoolverlaters data kan in kaart worden gebracht welke typen studenten kiezen voor de lerarenopleiding, hoe dit verandert over de tijd, en welke typen de opleiding volbrengen.
- Met citoscores van huidige docenten kan worden bepaald hoe docenten zich met betrekking tot dit kenmerk verhouden tot andere personen in de samenleving.
- Verder kan de relatie tussen kenmerken van verschillende cohorten VOCL met uiteindelijke bestemming op de arbeidsmarkt worden bekeken.
- OECD metingen van competenties op het gebied van numerieke en taalkundige vaardigheden van volwassen zoals IALS en PIAAC kunnen worden gebruikt om te onderzoeken wie er leraar wordt in verschillende landen.
- Met data waarin beroep vader bekend is kan ook worden onderzocht of in Nederland een specifieke groep leerlingen leraar wordt en in hoeverre Nederland hierin verschilt van andere landen (onder de veronderstelling dat er een correlatie is tussen beroep vader en zijn IQ, en het IQ van de vader en het IQ van het kind).