Neurocognitie & leerprestaties 2

Sjabloon_banner_Annelore.png
Auteur: Annelore Verhagen • Vakgebied: economie

Wat is het effect van bewegen op neurocognitie en leerprestaties?Annelore.png

(Deel II)

Onderzoek naar de invloed van bewegen/bewegingsonderwijs op de cognitieve ontwikkeling van het kind in de (primair en voortgezet) schoolgaande leeftijd.

Interpretatie > Heeft meer bewegen en een betere conditie hebben in de kinderjaren, zowel op school als daar buiten een effect op de hersenontwikkeling en cognitie van die kinderen? 


In Deel I is besproken dat fitte kinderen op bepaalde plaatsen in de hersenen een groter hersenvolume hebben, en dat kinderen die relatief meer bewegen beter scoren op cognitieve testen. De vraag is echter wat het causale effect is van toename van bewegen (als gevolg van een interventie) op leerprestaties.

Dat lijkt wellicht een nuanceverschil ten opzichte van Deel I, maar het maakt een groot verschil voor de interpretatie van bevindingen. De relatie tussen bewegen en leerprestaties is namelijk niet eenduidig zonder een experimentele setting waarin bewegen wordt gestimuleerd: vinden we een positieve relatie omdat bewegen leidt tot betere leerprestaties, of omdat slimmere kinderen gemiddeld meer bewegen? Om deze twee mogelijkheden van elkaar te onderscheiden is het noodzakelijk om een vergelijking te maken tussen een groep kinderen die is gestimuleerd om meer (of juist minder) te bewegen, en een vergelijkbare groep die juist niet aan die stimulans is blootgesteld (de controlegroep).

Vanuit medisch perspectief wordt er een positief effect verwacht van bewegen op leerprestaties, omdat beweging de bloed- en zuurstoftoevoer naar de hersenen bevordert, het stress reduceert via verhoogde endorfine-waardes, en omdat het de aanmaak van nieuwe cellen bevordert (1). Veel studies vinden dan ook een positief effect van sporten op leerprestaties (zie bijvoorbeeld referenties 2-5).

Economen benadrukken echter dat als er een toename is in de tijd die wordt besteed aan bewegen, er een afname moet zijn in de tijdsbesteding aan andere (passieve) activiteiten. Als de activiteit die is “ingeruild” voor bewegen cognitief stimulerend was, zal er naar verwachting geen of een negatief effect van bewegen op leerprestaties zijn. Zo heeft een recente Duitse studie onder vierduizend 17-jarigen een negatief effect gevonden op leerprestaties als kinderen sporten in plaats van muziek spelen (6). Het is echter niet duidelijk of dit effect wordt gevonden omdat muziek spelen cognitief stimulerender is dan sporten, of omdat kinderen die muziek spelen minder TV kijken en gamen en meer lezen dan degenen die sporten.

Hoewel de huidige studies een interessante inkijk geven in het mogelijke effect van sporten op leerprestaties, is het nadeel dat ze doorgaans alleen het effect van bewegen in de formele context van gymlessen of sporten in clubverband onderzoeken. Het is goed denkbaar dat sommige kinderen een gebrek aan formele vormen van bewegen compenseren met bewegen in een informele setting (denk aan buitenspelen). Tussen 2012 en 2015 heeft er daarom in Limburg een experiment plaatsgevonden waaraan 20 basisscholen deelnamen, waarbij groep 6 en 7 leerlingen gedurende een week een meter droegen die continu bijhield hoeveel ze bewogen. Na de nulmeting in 2013 werden leerlingen in de helft van de scholen gestimuleerd om meer te bewegen, en van alle leerlingen werden zowel voor als na de interventie alle toets scores bijgehouden. Op die manier kan een causaal effect van bewegen op leerprestaties worden geïdentificeerd, waarbij zowel formele als informele vormen van bewegen een rol kunnen spelen.

Het onderzoek is nog niet volledig afgerond, maar eerste resultaten laten zien dat het effect van de interventie op bewegen het grootst is voor jongens die tijdens de nulmeting het minst bewogen. Zij bewogen dankzij de interventie gemiddeld driekwartier meer per dag. Goed nieuws vanuit medisch perspectief, want bewegen is goed voor de gezondheid en de interventie heeft de meest kwetsbare groep blijkbaar het beste weten te bereiken. Een positief effect op toets scores kan echter niet worden aangetoond; er lijkt eerder een negatief effect te zijn. Het lijkt erop dat een toename in bewegen voor deze groep ten koste is gegaan van activiteiten die (ook) cognitief stimulerend waren.


Referenties
1. Singh, A., Uijtdewilligen, L., Twisk, J.W.R., Mechelen, W. van & Chinapaw, M.J.M. (2012). Physical activity and performance at school: A systematic review of the literature including a methodological quality assessment. Archives of Pediatrics and Adolescent Medicine 166(1), 49-55.
2. Barron, J., Ewing, B. & Waddell, G. (2000). The effects of high school athletic participation on education and labor market outcomes. Review of Economics and Statistics 82(3), 409-421.
3. Felfe, C., Lechner, M. & Steinmayr, A. (2016). Sports and child development, PLOS ONE, 11(5), 1-23.
4. Pfeifer, C., & Cornelissen, T. (2010). The impact of participation in sports on educational attainment: New evidence from Germany. Economics of Education Review 29(1), 94-103.
5. Stevenson, B. (2010). Beyond the classroom: using Title IX to measure the return to high school sports. Review of Economics and Statistics 92(2), 284-301.
6. Cabane, C., Hille, A. & Lechner, M. (2016). Mozart or Pelé? The effects of adolescents’ participation in music and sports. Labour Economics 41, 90-103.

Contactinformatie

Tongersestraat 6
6211 LM Maastricht
Telefoon: +31 43 388 36 20 

Stuur ons een email

Nieuwsbrief

Wil je op de hoogte gehouden worden van onze ontwikkelingen? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief.

Inschrijven

Social

Volg ons op social media.